10. aug, 2017

Het koninkrijk Majorca

In mijn vakantieblog “Een behulpzame Fransman” beschreef ik onze speurtocht naar het “Paleis van de koningen van Majorca” in Perpignan. Dat bracht mij ertoe om eens wat te gaan grasduinen in de geschiedenis van Perpignan èn van dat koninkrijk Majorca.

Perpignan ligt in het Franse gedeelte van Catalonië en ontstond rond het begin van de 10e eeuw. De stad werd al snel de hoofdstad van het graafschap Roussillon. In de 12e eeuw kwam het gebied van het graafschap aan de graaf van Barcelona, en in de 13e eeuw zag de koning van Frankrijk formeel af van zijn aanspraken op Roussillon. Op dat moment was er al sprake van het koninkrijk Majorca.

Wij kennen Majorca (Mallorca) hoofdzakelijk als Spaans vakantieoord in de Middellandse Zee, in de zomermaanden (en daar buiten) voor een groot deel bevolkt door onze oosterburen. Toch had ik al eerder gezien dat het kennelijk ooit een zelfstandig koninkrijk was: in Collioure zagen wij het “Chateau Royal”, dat ook toegeschreven wordt aan de koningen van Majorca.

In 1229 werd het koninkrijk Majorca gesticht door Jaume I. Het koninkrijk bestond onder meer uit de Balearen (Majorca, Menorca, Ibiza en Formentera) en Roussillon, en reikte in het noorden tot Montpellier. Jaume maakte van Perpignan de hoofdstad van het grondgebied op het vasteland.  Deze periode wordt beschouwd als de Gouden Eeuw van Perpignan. De stad bloeide als centrum van lakenindustrie, leerbewerking en goudsmederij. Het paleis in het midden van de stad stamt ook uit die tijd. Jaume II begon met de bouw ervan  op de heuvel Puig del Rey.

In 1344, veertig jaar na de oplevering van het paleis, kwam er na 115 jaar een einde aan het koninkrijk Majorca.  Jaume III werd afgezet door Pedro IV van Aragon. Perpignan werd opnieuw een deel van het graafschap Barcelona, later bekend als het Vorstendom Catalonië.

De daaropvolgende periode werd gekenmerkt door getouwtrek door Frankrijk en Spanje (als rechtsopvolger van Aragon) die elkaar het gebied en de welvarende stad Perpignan betwistten. Dat ging uiteraard met het nodige geweld gepaard: de stad is er niet ongeschonden vanaf gekomen.
Perpignan bleef echter deel uitmaken van Aragon (later Spanje) en dat duurde een hele tijd.
In de 17e eeuw echter liet de Franse koning Lodewijk XIV, in zijn streven naar veilige en “natuurlijke” grenzen (waar onze voorouders in de Nederlanden later ook nog veel last van hebben gehad), zijn oog vallen op de Roussillon. In 1659, na de Frans-Spaanse Oorlog, die eindigde met het Verdrag van de Pyreneeën, werd Perpignan Frans grondgebied.

De nieuwe koning, Lodewijk de veertiende, begon meteen met het aanleggen van de nu nog bestaande vestingwerken rond het paleis. Maar verder zijn de invloeden van wat we nu de Catalaanse cultuur noemen, die in de tijd van de graven van Barcelona en de koningen van Majorca ontstond, nog overal in Perpignan te zien. Ook nu heeft Perpignan meer van een Catalaanse stad dan van een Franse. De gebouwen in het oude centrum hebben een kenmerkende architectuur, die doet denken aan de oude wijken van Barcelona. De straatnamen zijn Catalaans en overal zie je de rode en gele strepen van de Catalaanse vlag. Het Majorca van nu is een eiland in zee, maar de glorie van het oude koninkrijk Majorca is nog steeds zichtbaar in Perpignan.

P.S. Foto’s van Perpignan en het paleis zijn hier te zien

5. mei, 2017

Onderdrukking en vrijheid

Vandaag is het 5 mei. Bevrijdingsdag. Van 1940 tot 1945 was er in Nederland geen persvrijheid, geen vrijheid van meningsuiting. Verplicht werken voor de Duitse oorlogseconomie via de Arbeitseinsatz. Deportatie van landgenoten op basis van afkomst, politieke overtuiging of seksuele voorkeur. Foltering, willekeurig executies en massamoord.

Gisteravond hebben we de doden herdacht. Vandaag vieren we onze vrijheid, die we terugkregen na 5 jaar bezetting en onderdrukking. Maar elders in de wereld worden nog steeds mensen onderdrukt. Een ogenblik geleden las ik nog dat er weer doden en gewonden zijn gevallen bij demonstraties in Venezuela. De demonstranten eisten vrije verkiezingen, vrijlating van politieke gevangenen, respect voor het parlement en betere verzorging van de burgers, met levensmiddelen en medicijnen. Zaken die in Nederland doodgewoon zijn, maar in hun land worden tegengehouden door een president die zich graag tot dictator lijkt te willen ontpoppen. In Turkije en EU-land Hongarije zien we vergelijkbare ontwikkelingen, en in veel andere landen is het nog veel en veel erger. Denk aan Syrië, waar de regering haar eigen burgers bombardeert en ombrengt met gifgas, aan de Russische deelrepubliek Tsjetsjenië, waar homoseksuelen hevig vervolgd worden door de overheid. En zo kunnen we nog wel een poosje doorgaan.

Volg het nieuws een dag of twee, en je weet meteen hoe gelukkig wij hier in Nederland mogen, of misschien zelfs moeten zijn, met onze vrijheid. Mensen zeggen soms: “Ja, maar daar gaat het toch niet om? Het gaat toch om onze bevrijding in 1945?” Ik zeg het nog maar eens, en ik ben niet de eerste die het zegt: vrijheid kun je niet vieren zonder je te realiseren hoe het is, om niet in vrijheid te kunnen leven. “Maar wat kunnen we er aan doen?” Misschien niet heel erg veel. Lid worden van Amnesty International. Stemmen op politici die het kan schelen wat er in het buitenland gebeurt. Kijk naar de geschiedenis: de Tweede Wereldoorlog begon ook niet in ons eigen land. En denk je dat het geen zin heeft iets te doen, sta er dan in elk geval bij stil. Realiseer je wat het betekent om vrij te zijn. Te kunnen zeggen wat je denkt, te kunnen stemmen op de partij van je voorkeur, naar de muziek te kunnen luisteren die je mooi vindt en te kunnen houden van wie je wilt. Dat is vrijheid. Steek nu maar gauw die vlag uit.

3. mei, 2017

Moord in Assendelft

Het gebeurde in het jaar 1795. In januari waren de Franse troepen bij Zaltbommel de Waal overgetrokken en hadden al snel een groot deel van het land bezet. De vloot gaf zich over, Willem V vluchtte naar Engeland en in februari besloten de Staten-Generaal het stadhouderschap af te schaffen.

Dagloner Bruin Brinkman had daar geen boodschap aan. Zijn werk leverde hem weinig op: 28 jaar oud en hij was nog steeds vrijgezel. Zijn zussen Aaltje en Maartje waren getrouwd met twee broers: Gerrit en Arend Nunnink, die met hun zeilmakerij goed verdienden. Bruin wist tenminste dat Gerrit en Aaltje flink wat spaargeld bewaarden in hun woning in Assendelft. Hij werd steeds jaloerser op zijn zuster en zwager en langzamerhand rijpte een plan in zijn hoofd. Op een dag in maart, in de avondschemering, ging hij gewapend met een bijl op de loer liggen tot zijn zwager naar buiten kwam om te plassen. Hij zwaaide zijn bijl en vermoordde Gerrit met een paar slagen. Hij verborg het lichaam en ging naar het huis. Daar was de buurvrouw nog op de koffie, en Bruin wachtte tot zij vertrokken was. Toen zijn zuster, die aan het koken was, met haar rug naar hem toestond, sloeg hij ook haar dood. Zijn nichtje Maartje lag nog te slapen. Terwijl hij onder haar bedstee naar geld zocht, ontwaakte het meisje. Om niet herkend te worden vermoordde hij haar ook.

Op 24 maart betrad Arend Nunnink het huis van zijn broer, en trof Gerrit, Aaltje en de achtjarige Maartje dood aan. Het moet een gruwelijk gezicht zijn geweest: de slachtoffers waren immers met een bijl om het leven gebracht. Maartjes twee kleine broertjes, Johannes van vijf en de tweejarige Nicolaas, leefden nog. Ze hadden door de slachtpartij heen geslapen. Arend sloeg alarm, maar het daaropvolgende onderzoek leidde niet tot enig resultaat. De dader werd niet gevonden en de zaak leek onopgelost te blijven.

Bijna vijf jaar later, in november 1799 werd aan  de schout gemeld werd dat Bruin Brinkman zich verdacht gedroeg in de buurt van een uitgebrande hooischuur. Een ondervraging volgde en leidde ertoe, dat de schout een  hernieuwd onderzoek instelde naar het bloedbad in Assendelft, ruim vier jaar daarvoor. Na meerdere ondervragingen bekende Bruin Brinkman uiteindelijk: hij had zijn zuster, nichtje en zwager vermoord.

Bruin Brinkman, inmiddels 32 jaar oud, werd schuldig bevonden aan moord en veroordeeld tot geseling, radbraken en het afhakken van het hoofd met een bijl, gevolgd door tentoonstelling van het hoofd, gestoken op een pen, en van het lichaam. Een in onze ogen middeleeuwse straf op de drempel van de 19e eeuw, in de zich als een moderne staat beschouwende Bataafse Republiek, waar de galgenvelden, raderen en geselpalen vijf jaar eerder formeel waren afgeschaft als “overblijfsels der oude Barbaarsheid”. De executie werd uitgevoerd op 1 februari 1800 in Beverwijk, waar de rechtbank gevestigd was.

De twee kleine jongens, Johannes en Nicolaas, werden allebei zeildoekwever. Dat zou er op kunnen wijzen, dat ze opgenomen werden in het gezin van hun oom Arend en tante Maartje. Waren ze door de gebeurtenissen in hun prille jeugd getraumatiseerd? Niemand die het weet. Johannes trouwde in 1818 met Jannetje van IJperen. Hij werd vader van drie kinderen en werd 83 jaar oud. Dacht hij in zijn ouderdom nog wel eens aan zijn zusje en zijn ouders? Nicolaas trouwde in 1822 met Antje Stam en werd al snel weduwnaar, zoals zo vaak gebeurde in die dagen. Hij hertrouwde in 1824 met Margaretha Betjes en stierf vervolgens zelf in 1826, 33 jaar oud.

Dit verhaal is al in verschillende varianten eerder gepubliceerd. Ik kwam het tegen tijdens mijn stamboomonderzoek: Arend Nunnink (of Nunning), de broer van de vermoorde Gerrit, was de bet-bet-en nog iets-overgrootvader van Annelies. Het is geen vrolijk verhaal. Maar ook die moeten verteld worden. Hebzucht en geweld zijn van alle tijden. Ook in de “goede, oude tijd” was niet alles rozengeur en maneschijn.

Foto: beulszwaard of -bijl, Museum Kennemerland.

7. feb, 2017

Geschiedenis: een parallelle wereld

Liefhebbers van geschiedenis zullen dit wel kennen: het verlangen om zelf eens iets van het verleden te ervaren. Met eigen ogen zien hoe een gotische kathedraal wordt gebouwd. Een wandeling maken door het Amsterdam van de Gouden Eeuw. En een complotdenker zou maar wat graag een kijkje willen nemen in dat pakhuis in Dallas, om te weten of het inderdaad alleen Lee Harvey Oswald was die Kennedy doodschoot.

Het verleden zou je kunnen zien als een parallel universum. Sterker nog: ieder moment uit het verleden. Je opent een deur en je staat in het Londen van 1666 en aanschouwt de paniek rond de Grote Brand. Of je stapt over de drempel en het is 1789, in Parijs, waar de revolutie is uitgebroken. Alles wat ooit gebeurt is, gebeurt nog steeds en zal opnieuw gebeuren. Als zulke parallelle werelden bestaan, zou dat waar kunnen zijn.

De parallelle werelden van de geschiedenis voeren ons naar andere tijden. Een parallelle wereld kan ook een andere plaats zijn. Stap door een deur en je bent vijfduizend lichtjaren verder, of misschien wel in een heel ander heelal. Of in een wereld, die in ons eigen universum helemaal niet bestaat, maar in een parallel universum ligt. Dit gegeven is niet nieuw: veel schrijvers van Fantasy en Science Fiction hebben hier boeiende verhalen over geschreven. Van lang geleden kennen we Alice in Wonderland en Narnia: een konijnenhol of een kast bood toegang tot een andere wereld. Roger Zelazny heeft dit later nog veel verder uitgewerkt in zijn boeken over Amber. Dat zijn nog maar een paar van de voorbeelden die ik zelf ben tegengekomen. Ook de wetenschap houdt zich serieus bezig met het bestaan van parallelle universums.

Al die schrijvers en wetenschappers hebben het niet zelf bedacht – ze waren in elk geval niet de eerste bedenkers. In de hindoeïstische en islamitische cultuur komen ook verhalen uit parallelle werelden voor. En zou je de christelijke hemel en de hel ook niet als parallelle werelden kunnen zien, niet toegankelijk voor de levenden?

Voor het reizen door de geschiedenis bedachten andere schrijvers de tijdmachine. H.G. Wells was één van de eersten en hij had veel navolgers, ook in Nederland: velen van ons hebben in hun jeugd Kruistocht in Spijkerbroek van Thea Beckman gelezen. Al ging de hoofdpersoon van Wells naar de toekomst en die van Beckman naar het verleden.

Een tijdmachine kun je ook zien als een poort naar een parallelle wereld: een directe toegang tot een plaats in een andere tijd, zoals Julian May die beschreef in de boeken van het Veelkleurig Land. Ik blijf het boeiend vinden – en wat zou het verleidelijk zijn als zo’n poort werkelijk bestond! Ja, ook ik hoor bij die mensen die het verleden zo graag eens zelf zouden willen ervaren. Het wandelen door een middeleeuwse stad is, dankzij de moderne computertechnieken, tot op zekere hoogte mogelijk. Maar helemaal echt is het toch niet – je weet dat het nep is, al is het nog zo mooi gedaan. Aan de andere kant: stel, je stapt door zo’n poort en je staat ergens in een stad in het jaar 1200. Het liefst zou je dan onopvallend blijven, maar dat zal vaak niet lukken. Ik met mijn bijna twee meter zou er behoorlijk uitspringen. En wat zou je ruiken? Overal mest en gier (van dieren en mensen) en honderden ongewassen lichamen om je heen. En dan hebben we het nog niet eens over de communicatie! Het kan al moeilijk zijn om iemand uit een andere provincie van je eigen land te verstaan, laat staan mensen die het Nederlands, Frans of Engels uit de middeleeuwen spreken.

Een bezoekje aan het verleden, hoe aanlokkelijk het ook lijkt, brengt een hoop praktische bezwaren met zich mee. De wereld uit de geschiedenis, parallel of niet, is echt een heel andere wereld dan die van ons. Maar toch…

28. okt, 2016

Macht en verbeeldingskracht

(of: hoe de Habsburgers en anderen hun stamboom bij elkaar fantaseerden)

Iedereen, die zijn stamboom uitzoekt, hoopt stiekem op een voorvader als Willem van Oranje, Karel de Grote of een andere grootheid uit het verleden. Ik heb al eens verteld dat ik op die manier zelf, tot mijn verrassing, stuitte op Karel de Grote als voorouder. Dat is leuk voor mij en wellicht interessant voor anderen, maar meer ook niet. Je kunt het geloven, maar dat is geen verplichting.

Sommige mensen echter zagen het vinden van zo’n beroemde voorvader als noodzaak. Dat gebeurde vooral in de hoogste kringen, en had dan voornamelijk te maken met het begrip legitimiteit: het recht van de heerser om te regeren. Napoleon bijvoorbeeld werd met dit probleem geconfronteerd. Zijn vijanden (maar wellicht ook zijn vrienden) beschouwden hem als een usurpator: iemand die zijn troon op onrechtmatige wijze in bezit genomen had. Dat was uiteraard onpraktisch in de omgang met andere landen en hun vorstenhuizen: de keizer van Frankrijk moest door hen beschouwd kunnen worden als (minstens) hun gelijke. Dat voorkwam ongemakkelijke situaties en maakte gegoochel met het protocol overbodig. Zo op het oog maakte Napoleon zich daar niet druk om: hij was duidelijk de baas, hij had het sterkste leger en wie deed hem wat? Maar ondertussen adopteerde de keizer wel het symbool van de Merovingen, de dynastie die Frankrijk (en andere landen) regeerde van de 5e tot in de 8e eeuw: de bij. Het keizerlijke kasteel Fontainebleau is nog steeds helemaal versierd met bijen, en ook was de kroningsmantel van de keizer ermee bezaaid. Zijn kroning tot keizer der Fransen zat verder vol verwijzingen naar de kroning van Karel de Grote in 800. Met dit soort cosmetische ingrepen, als ik het zo mag noemen, creëerde Napoleon de suggestie dat er een verband of zelfs verwantschap bestond tussen hemzelf en deze legendarische voorgangers.

Minder subtiel gingen de Oostenrijkse Habsburgers, die van 1452 tot 1806 de troon van het Heilige Roomse Rijk wisten te bezetten, te werk. Toen zij nog niet zo stevig op die troon zaten, en er ook omtrent hun legitimiteit twijfels werden geuit, probeerden zij zo’n verre verwantschap niet alleen te suggereren, maar ook te bewijzen. Keizer Maximiliaan I (1493-1519) liet een genealogische studie verrichten, waaruit zonneklaar bleek dat de familie van Habsburg haar stamboom terug kon voeren op de Trojaanse held Hector! Een zoon van Hector, Francio, zou na de val van Troje naar het noorden zijn getrokken en daar de stad Frankfurt hebben gesticht. Ook de instelling door Maximiliaan van de Orde van het Gulden Vlies verwees naar dat mythologische verleden (denk aan het verhaal van Jason en het Gulden Vlies).

De keizers van Rome echter spanden de kroon. Ook zij zochten en vonden prestigieuze voorouders en vonden die in oude, respectabele Romeinse families uit de tijd van de Republiek. Sommigen gingen echter nog verder. Dat begon al met Julius Caesar, die beweerde van de godin Venus af te stammen. Zijn neef Augustus en diens opvolgers namen deze afstamming dankbaar over. Latere keizers voegen hier ook  nog de oorlogsgod Mars aan toe. De heersers van het Romeinse Rijk bleken achteraf allemaal van de goden af te stammen! Zelf promoveerden ze na hun dood dan ook onmiddellijk tot god.

Zo kan genealogie worden gebruikt als machtsmiddel. In dat licht is het niet verwonderlijk dat adellijke families (en niet alleen zij!) eeuwenlang zoveel waarde hebben gehecht aan hun afstamming. In hun wapens werden zoveel mogelijk “kwartieren” opgenomen om te getuigen van hun zuivere afstamming van enkel adellijke voorouders. Je hoeft je er maar even in te verdiepen om te zien, dat hier en daar ook nog wel eens met die afstamming werd gesmokkeld. En dat is niet verwonderlijk, want met de juiste voorouders in je stamboom kon je aantonen recht te hebben op bepaalde stukken land, steden, kastelen of andere rijkdommen. Een beetje meer verbeeldingskracht dan de concurrent, en jij mocht legitiem weer iets aan je bezit toevoegen!