29. okt, 2013

Veel, meer, meest

Ik ben altijd al snel onder de indruk van grote aantallen en hoeveelheden. Daarbij hoeft het niet noodzakelijk in de miljoenen te lopen: de 6 vrouwen van Hendrik de Achtste vind ik in die context ook altijd nog zeer respectabel – als aantal dan.
Maar het gaat toch vooral om de grotere getallen. Om in het Engeland van de Tudors te blijven: bij de Spaanse Armada stel ik me altijd een zee voor, tot aan de horizon gevuld met zeilen. 137 schepen - eerst klinkt het niet alsof het veel is. Maar doe je ogen eens dicht en stel je er eerst 2 voor - van die Spaanse oorlogsschepen, met volle zeilen. En maak er dan eens 5 van, en daarna 10! Dan is je schilderij al aardig vol. En dan 20, 30, 40 – het wordt steeds voller. Vervolgens nog eens ruim 3 maal zoveel: wat je dan voor je ziet is zo indrukwekkend dat het een oneindig aantal schepen lijkt.

Willem de Veroveraar bracht in 1066 met 700 schepen zijn leger vanuit Normandië naar Pevensey aan de overkant van het Kanaal – inclusief paarden en een bouwpakket van een levensgroot kasteel. En al waren het uiteraard kleinere scheepjes dan die van Filips II – qua aantal is het indrukwekkend. Op een mooie zomerdag heb ik wel eens op de Engelse kust gestaan en naar alle zeilboten gekeken. De jachten en jachtjes met hun zeilen leken ontelbaar te zijn – en toch konden ze William I niet overtreffen.

In 1688 was de vloot, waarmee stadhouder Willem III naar Engeland voer om de troon te veroveren, 4 keer zo groot als de Armada van Filips II. Willem kwam daarmee dus aardig in de buurt van de eerste Veroveraar – met dat verschil, dat de Hollandse schepen uit 17e eeuw natuurlijk veel groter waren. De Engelsen stonden urenlang op de krijtrotsen te kijken naar de vloot, die over het Kanaal voorbijvoer in westelijke richting.
Er bestaat een ets, die de landing van Willem in Engeland afbeeldt. Vooraan wordt de prins, omringd door zijn getrouwen, welkom geheten. Tientallen ruiters zijn al aan land gekomen, goederen en nog meer paarden worden uitgeladen. Nog meer grote en kleinere schepen zijn de kust dicht genaderd, klaar om hun lading te lossen. Ook daarachter schepen, tot aan de horizon. En zelfs daar zie je nog masten en zeilen verschijnen, van nog meer schepen. Een oneindige aanvoer van soldaten, kanonnen en paarden. De plaat prikkelt mijn fantasie – het schouwspel wordt levendiger naarmate ik er vaker aan denk, alsof ik het met eigen ogen heb gezien. Jammer dat je niet even terug kunt keren in de tijd om echt een glimp op te vangen van zo’n historische gebeurtenis! Zou ik de schepen kunnen tellen? Of zou een groot deel, net als op de ets, nog achter de horizon liggen terwijl een ander deel al weer, leeg nu, vertrok?

Op D-Day, 6 juni 1944, landden er meer dan 6.000 schepen in Normandië met aan boord 156.000 soldaten (de bemanning van de schepen niet meegerekend, evenmin als de bemanning van de 12.000(!) vliegtuigen). Zou Willem III zich enige voorstelling hebben kunnen maken van een invasieleger van deze omvang? Zijn 500 scheepjes steken er pover bij af. Aan de andere kant: zo’n vloot met zeilschepen uit de Gouden Eeuw moet wel een magnifiek schouwspel geboden hebben. Die Engelsen stonden daar niet voor niets de hele dag te kijken. En nuchter als ik ben, heb ik toch wel een zodanig romantische inslag dat ik, als ik mocht kiezen, de voorkeur zou geven aan de vloot van de koning-stadhouder.

22. okt, 2013

De Engbertsdijksvenen

De Engbertsdijksvenen is een natuurgebied in Overijssel, vlakbij de Duitse grens. Het gebied omvat zo’n 1.000 hectare aan veen, heide en vennen. Het is een restant van een enorm veenmoeras en één van de weinige plaatsen in Nederland waar nog actief hoogveen te vinden is. Het maakt deel uit van Natura 2000, het Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.
Het gebied kent verschillende landschappen en duidelijke hoogteverschillen. De zandige hogere delen (de hoogste bedekt met bos) noemt men “haren”. Dit vind je terug in dorpsnamen in de omgeving zoals Kloosterhaar, Westerhaar en Bruinehaar.

Leuk voor de natuurliefhebber (die ik ook ben), maar daar ga ik het niet over hebben. Het gaat mij natuurlijk om de naam Engbertsdijksvenen. Het gebied dankt zijn naam aan de familie Engberts, wier boerderij (zie foto) in Bruinehaar stond – inderdaad, familie. Mijn bet-bet-overgrootvader werd Jan Engberts “van de Bruinehaar” genoemd. Hij kwam in 1821 in Vriezenveen wonen toen hij trouwde met Hanna Scholten, enig kind van Jasper Scholten en Jenneken Roelofs. Zijn vader heette Gerrit Engberts, maar….pas na zijn huwelijk met Aaltjen Engberts, erfdochter van de familieboerderij. Het was dan ook in de tijd vóór Napoleon, waarin erfelijke achternamen nog geen gewoonte waren en je in sommige streken vernoemd werd naar de boerderij waar je woonde. De naam Engberts werd dus in de Franse tijd (1795-1813) geconsolideerd en losgekoppeld van de oude boerderij. Gerrit werd ook wel “Engberts of Hilverdink” genoemd; zijn oorspronkelijke achternaam was “Hilverdink” of “Hilberink” en zijn vader heette Jan “Hilberink”, “Hilverdink” of ook wel “op Hilverdink”. Dat laatste suggereert dat hij op de boerderij Hilverdink was geboren, die in de buurtschap Diffelen (gemeente Ambt Hardenberg) lag.

Om het niet ingewikkelder te maken, stop ik hier maar. In elk geval laat dit zien, dat het zoeken naar je stamboom knap lastig wordt als je voorouders creatief zijn omgegaan met hun familienaam (en enigszins opportunistisch waren ze ook, maar dat terzijde). Overigens is Engberts niet een echt zeldzame naam; behalve in Overijssel komt hij ook veel voor in Drenthe en Friesland. Doordat het een patroniem (“zoon van Engbert”) is, zijn deze Engbertsen bovendien meestal geen familie van elkaar.

In de 15e eeuw begonnen de monniken van het klooster in Sibculo met de afgraving van het hoogveen in dit gebied. Verder bleef de invloed van de mens tot in de 19e eeuw beperkt tot het houden van schapen en kleinschalige landbouw. Ook de vervening was tot in de 19de eeuw geen grootschalig gebeuren. De turf gebruikte men om ’s winters de kachel mee te stoken. Ik weet dus wel waar mijn voorouders op de boerderij zich mee bezig hielden. Hopelijk hadden ze ook nog wat land buiten het veen, anders zal het geen vetpot geweest zijn.

Kijk onder “links” voor een paar leuke websites over de Engbertsdijksvenen!

3. okt, 2013

Geschiedenis van de toekomst

Bij het surfen op Internet kwam vandaag de Ganymedes-reeks van uitgever Meulenhoff ineens langs. Dat bracht herinneringen naar boven van jaren geleden.
Tijdens mijn studie Bouwkunde heb ik me bezig gehouden met het schrijven van Science Fiction. Ik deed ook wel andere dingen (zelfs studeren!) maar op een gegeven moment dacht ik kennelijk dat ik maar beter schrijver kon worden dan architect. Dat laatste ben ik overigens ook niet geworden.
Ik vond schrijven altijd al leuk. Een hele periode (ik denk van mijn 15e tot mijn 25ste) heb ik gedichten geschreven. Met een klein aantal gedichten heb ik mijn medescholieren gekweld in de schoolkrant, de rest hield ik voor mezelf. Stukjes schrijven in de schoolkrant, de flatkrant, de buurtkrant – ik vond het allemaal leuk. Het schrijven van verhalen was daar een logisch vervolg op.
Maar waarom SF? Ik geef toe dat ik een liefhebber van het genre ben: al vanaf mijn schooltijd ben ik verslingerd aan Asimov, Heinlein, Herbert en hun collega’s. Wilde ik één van hen worden? Ik weet het niet. Op mijn typemachine (want mijn studietijd ligt al heel wat jaren achter me), op mijn kamertje van drie bij vier, schreef ik mijn verhalen. Een stimulans daarbij was mijn ontdekking van de Ganymedes-reeks, waarin Meulenhoff jaarlijks SF-verhalen van Nederlandse schrijvers uitgaf. Achterin elk deel werd de lezer opgeroepen om verhalen in te zenden.
Dat was wat voor mij! Ik schreef, las, corrigeerde, herlas en polijstte en tenslotte was daar een verhaal, getiteld “De Tekenen van God”. Het was een nogal pessimistisch verhaal over de wereld na de kernoorlog (die we in de jaren zeventig allemaal verwachtten). Ik stuurde het naar de uitgever en was het al weer bijna vergeten, toen ik opeens bericht kreeg, dat het verhaal was geplaatst in Ganymedes 6! Ik was apetrots en ofschoon mijn moeder niet weg was van het verhaal, kreeg toch menig familielid het boekje van haar cadeau.
In Ganymedes 8 volgde “Rouwboeket”. Daar was het echter mee afgelopen. De volgende inzendingen hebben het niet gehaald en mijn drive om te schrijven raakte langzamerhand een beetje in de versukkeling – zeker toen ik na mijn studie ging werken.
Maar wat heeft dit nu met geschiedenis te maken? Eigenlijk alles. Veel SF heeft de opbouw van een historische roman en wordt voorzien van citaten en voetnoten. Het verhaal uit het boek staat niet op zichzelf: er wordt een universum bedacht en een jaartal geprikt, vaak ver in de toekomst. Politieke, economische en culturele verwikkelingen worden verklaard. Net als in elke plaats en tijd uit onze eigen geschiedenis praten, denken en handelen de mensen anders dan we in onze eigen tijd gewend zijn – maar toch net weer niet té anders om ons niet in hen te herkennen.
SF speelt ook leentjebuur bij de “echte” geschiedenis: er worden bewust parallellen getrokken, vergelijkbare ontwikkelingen beschreven en historische feiten genoemd. SF levert zo ook een commentaar op de historie.
Het is dus niet zo gek dat ik zowel in geschiedenis als in SF geïnteresseerd ben. Ze liggen dichter bij elkaar dan je denkt. SF is de geschiedenis van de toekomst.

22. sep, 2013

Paspoort te koop?

Tijdens het NOS-journaal liep mijn oudste zoon de kamer binnen en pikte zo net het bericht op dat buitenlanders automatisch een verblijfsvergunning kunnen krijgen, als ze maar minimaal 1,25 miljoen euro investeren in de Nederlandse economie. “Het moet toch niet gekker worden” riep mijn zoon, “is de Nederlandse nationaliteit nu gewoon te koop?” Ik gaf aan dat nationaliteit niet hetzelfde is als een verblijfsvergunning, maar toch zette dit bericht ook mij aan het denken.
En ik was niet de enige: de krant stond de volgende dag bol van meningen en reacties.
Betekende dit dat vluchtelingen uit Somalië of waar dan ook, die alles kwijt zijn, worden teruggestuurd en dat alleen hun rijke landgenoten welkom zijn? Nee, dat betekende het niet, was het antwoord, het beleid rond vluchtelingen en asielzoekers blijft ongewijzigd.
Een andere verslaggever wist te vertellen dat vooral rijke Chinezen hier gebruik van zouden maken, en liet dit zien in artikel over een Chinese miljonair op Cyprus. Daar bestond een dergelijke regeling al, evenals in Hongarije en Ierland.
En (het viel te verwachten) de oppositie had het natuurlijk meteen over “een verblijfsvergunning kopen”.
Is dit nu zo’n gekke regeling, of niet? Ik ben geen econoom, maar als 100 buitenlanders samen 125 miljoen euro investeren in Nederland en in ruil daarvoor een verblijfsvergunning krijgen, wat is daar dan mis mee? En 800 buitenlanders is al iets meer, maar dan heb je het wel over 1 miljard euro. Als er geld aan te pas komt, vinden we iets vaak niet zo ethisch meer, maar sinds wanneer doen we daar in Nederland zo moeilijk over?
Kijk eens naar onze vaderlandse geschiedenis. Kort door de bocht (en voor het gemak even een fors aantal andere factoren buiten beschouwing latend) was onze Gouden Eeuw niet geworden wat ze geweest is zonder de financiële (en intellectuele, en culturele uiteraard) injecties van buitenlandse vluchtelingen. De val van Antwerpen in 1585 maakte niet alleen Amsterdam belangrijk als havenstad, maar bracht ook een migratiestroom op gang van calvinistische zakenlieden, over het algemeen niet de armste inwoners. De uit Portugal verjaagde Sefardische joden droegen ook hun steentje bij aan onze welvaart. Idem dito (vooral na de opheffing van het Edict van Nantes door Lodewijk XI -zie portret- in 1685) de Hugenoten uit Frankrijk – al was toen, strikt genomen, de Gouden Eeuw al voorbij.
Misschien is het toch niet zo gek om in deze tijd van economische crisis mensen met een volle beurs welkom te heten in Nederland? Mits dit natuurlijk niet ten koste gaat van anderen, die have en goed hebben moeten achterlaten.

20. sep, 2013

Rozen en oorlog

Een tijdje geleden, toen ik op de late zondagavond nog wat zat te zappen, kwam ik terecht in de historische serie “The White Queen” op BBC1. Prachtig gemaakt, zoals we dat van de BBC gewend zijn. De serie speelt tijdens de Engelse Rozenoorlogen. Hoe zat het daar ook weer mee?

Voor de meeste mensen hebben rozen vooral iets romantisch. Ze worden geassocieerd met liefde, niet met oorlog. “Wars of the Roses” lijkt daarom een tegenstrijdige term. Niettemin waren de Rozenoorlogen (1455-1485) buitengewoon wreed en bloedig, en ze brachten een enorme slachting onder de Engelse adel met zich mee.De strijd werd vooral gevoerd tussen de huizen van Lancaster en York – allemaal afstammelingen van het huis Plantagenet, dat sinds 1154 Engeland regeerde. Allemaal waren ze ook belust op macht – en de troon. Het embleem van Lancaster was een rode roos, dat van York een witte roos – ziedaar de oorsprong van de naam.

Belustheid op macht – dat was het grotendeels, maar niet zonder  een bepaald gevoel van verantwoordelijkheid en verplichting. De Lancasterkoningen Henry IV en Henry V (de eerste was overigens aan de macht gekomen door zijn neef Richard II af te zetten) “deden het prima”, zoals we in 2013 zouden zeggen. Ze hadden hun koninklijke macht stevig gefundeerd,  junior slaagde er bovendien in om nagenoeg geheel Frankrijk te veroveren en in Engeland zelf was het vrede.
Henry VI was het keerpunt in dit verhaal.
Zijn vader stierf toen hij pas een paar maanden oud was, en zijn ooms regeerden namens hem Engeland en Frankrijk. Ze maakten meer werk van de regering dan van Henry’s opvoeding. Hij werd een zeer vrome koning, met meer geestelijke dan wereldlijke interesses. Vermoedelijk zou hij een heel goede monnik zijn geweest, maar als koning deugde hij niet. Hij omringde zich alleen met Lancasters, en liet zich zeer door hen beïnvloeden. En na een paar jaar werd hij ook nog krankzinnig, dankzij de genen van zijn grootvader van moederskant, Charles VI van Frankrijk.
Engeland werd slecht geregeerd, en zo konden de Yorks de macht grijpen.
Eén van de conclusies die je hieruit kunt trekken, is dat de erfelijke monarchie een slechte zaak is. De zoon van een goede koning hoeft  zelf beslist geen goede koning te zijn. In de loop der eeuwen werd dit in de meeste landen ondervangen door het parlement steeds meer macht te geven (of de koning weg te jagen).
Maar dat is een ander verhaal. Terug naar de Rozen. Na meerdere machtwisselingen was er nog één Lancaster in leven (de rest was uitgemoord): Margaret Beaufort. Zij was de moeder van Henry Tudor, die de laatste York-koning op het slagveld versloeg en als Henry VII de troon besteeg. Hij maakte zo definitief een  einde aan het huis Plantagenet – vanaf 1485 regeerden de Tudors.
Zijn zoon was de roemruchte Henry VIII, maar ook dat is een ander verhaal.