26. sep, 2016

Het boekenstadje

Toen ik een poosje geleden aan verschillende mensen vertelde, dat wij naar Bredevoort zouden gaan, had de meerderheid daar nog nooit van gehoord. Een paar anderen veronderstelden (terecht) dat het in de Achterhoek lag en een enkeling zei: “O ja, het boekenstadje!”

Bredevoort is inderdaad redelijk onbekend (het telt niet meer dan 1.400 inwoners), het ligt tussen Aalten en Winterswijk, bijna tegen de Duitse grens aan, en het ontleent de meeste bekendheid aan de boekenmarkt en het grote aantal boekwinkeltjes.

Bredevoort is echter meer dan alleen dat, en ik kwam er achter dat het niet alleen belangwekkend is door zijn (inderdaad aantrekkelijke en gezellige) boekenmarkt. Het stadje heeft ook een verleden! Daarvoor moeten we echter wel een eind terug in de tijd.

Ergens in de middeleeuwen liep er een weg vanuit het huidige Gelderland naar de stad Münster. Langs deze weg ontstond een nederzetting en werd een burcht gebouwd. De vroegst bekende schriftelijke vermelding van Bredevoort dateert uit 1188 en rond 1388 kreeg Bredevoort stadsrechten van Otto I van Gelre.

De Tachtigjarige Oorlog begon voor Bredevoort met de inname ervan door een geuzenleger. De geuzen vluchtten echter toen er een groot Spaans leger in aantocht was. Bredevoort werd daarna bezet door een Spaans garnizoen. Militair en historisch van groot belang was het Beleg van Bredevoort in 1597. Het beleg begon op 1 oktober en op 9 oktober werd de vesting weer ingenomen door het Staatse leger onder leiding van prins Maurits. De stad werd geplunderd en in brand gestoken, maar dat schijnt een ongelukje geweest te zijn. Helaas is daardoor de laatgotische Sint-Joriskerk uit 1316 volledig afgebrand. De kerk werd daarna weer opgebouwd als protestantse kerk en is nog steeds een bezienswaardigheid in het stadje. Ook werd Bredevoort toen voorzien van moderne vestingwerken. De poging van de Spanjaarden om in 1606 Bredevoort te heroveren kon dan ook met succes verhinderd worden door Frederik Hendrik.
De Staten van Gelre deden overigens in 1697 de heerlijkheid Bredevoort cadeau aan koning-stadhouder Willem III. Een van de titels van koning Willem-Alexander is daardoor nog steeds Heer van Bredevoort.

Toen in 1755 het garnizoen vertrok, bleek dat de inwoners van Bredevoort sterk afhankelijk waren geraakt van de inkomsten die het stadje genoot als garnizoensstad. Er werd na het vertrek van het garnizoen niet langer geld verdiend aan de soldaten. Veel bedrijven moesten hun deuren sluiten. Pas tegen het einde van de 19e eeuw kwam er weer een stijgende lijn in de nijverheid met de opkomst van de textielindustrie, die echter in de loop van de 20ste eeuw weer verdween. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bracht nog meer achteruitgang teweeg.

Bredevoort zat dus in een neerwaartse spiraal. Dit ging een aantal inwoners aan het hart en zij deden hun best om het tij te keren. Toen in 1986 de plaats tot beschermd stadsgezicht werd uitgeroepen, kon een eind worden gemaakt aan de sloop van monumentale panden. Vervolgens werden initiatieven ontplooid om het stadje weer aantrekkelijk te maken. In 1993 startte men met het project Bredevoort Boekenstad met als doel de leefbaarheid van de historische kern van Bredevoort te herstellen.

Wij vonden Bredevoort een heel aardig stadje. Ik heb er een paar mooie foto’s kunnen maken van (onder meer) de Sint Joriskerk, de molen en wat oude huizen. En voor boekenliefhebbers is een bezoek aan het stadje zeker aan te raden! Wij hebben er in elk geval een paar mooie boeken op de kop weten te tikken.

1. sep, 2016

Moord en doodslag (2)

Het aardige van stamboomonderzoek (ik zei het al eerder) is dat je van alles en nog wat tegenkomt. Het hoeft lang niet allemaal te kloppen (iedere stamboom hangt van onzekerheden aan elkaar) maar het levert interessante verhalen op.

Begin 2015 schreef ik een blog met als titel “Moord en doodslag”. Daarin noemde ik onder meer mijn (vermoedelijke) verre voorvader Christian van Oldenburg. Christian deed mee aan de 3e kruistocht en werd na zijn terugkomst, in 1192, vermoord, waarschijnlijk in opdracht van zijn broer Moritz.

Wie weleens een politieserie ziet of een detective leest, weet dat in geval van een moord de naaste familie (en in het bijzonder de partner) altijd de voornaamste verdachte is. Uiteraard tot het tegendeel is bewezen – maar even vaak blijkt de schuldige inderdaad uit de familiekring te komen.
Ook in de geschiedenis is dit een bekend verschijnsel, en het komt voor tot in de hoogste kringen. Tsarina Catharina de Grote van Rusland was op de hoogte van het moordcomplot tegen haar man Peter – waardoor zij de troon kon bestijgen. Hun zoon Paul werd vermoord met medeweten van zijn zoon en opvolger Alexander.
En de moord op Christian is niet het enige geval van broedermoord in de geschiedenis. De Engelse koning Edward IV liet zijn broer George, hertog van Clarence, in 1478 terechtstellen wegens verraad. George werd (naar men zegt) op eigen verzoek verdronken in een vat wijn.
Ottomaanse sultans lieten soms, na hun troonsbestijging, al hun (half-)broers om het leven brengen om de concurrentie te elimineren.

Kortgeleden kwam ik, tijdens een uitstapje naar Praag, weer een fraai geval van broedermoord in het (heel verre) verleden van mijn familie. Wanneer je vanaf Christian en Moritz nog 9 generaties teruggaat kom je onder meer terecht bij Vratislav I, hertog van Bohemen. Vratislav sneuvelde in 921 in een veldslag tegen de Hongaren en werd bijgezet in de St. Joriskerk op de Praagse Burcht – waar ik op 6 juli 2016, ruim een maand voor ik dit schrijf, met mijn jongste zoon Max nog nietsvermoedend langs ben gewandeld. Over toeval gesproken. Vratislav werd opgevolgd door zijn zoon Wenceslaus, die op 28 september 935 werd vermoord door zijn broer Boleslav, notabene met medeweten van hun moeder Drahomira.
Boleslav volgde zijn broer op als hertog van Bohemen en werd bekend onder de naam Boleslav I de Wrede.
Wenceslaus werd heilig verklaard en is heden ten dage nog steeds bekend als St. Wenceslaus van Bohemen. Hij is de beschermheilige van Praag en ligt begraven in de St. Vituskathedraal, ook op de Praagse Burcht. Het bekende Wenceslasplein in Praag is naar hem genoemd.
En Boleslav de Wrede werd mijn voorvader.

Gelukkig schijn je na 6 generaties al niet meer van familie te mogen spreken, dus we hoeven ons niet schuldig te voelen.
En het kan ook nog allemaal net zo goed (deels) een legende zijn. Drahomira was een heidense koningin die de christelijke bevolking onderdrukte. Wenceslaus was een vroom en voorbeeldig levend christen. Groter tegenstelling tussen moeder en zoon is bijna niet te verzinnen. Er werden in die tijd, meestal achteraf, wel meer van dit soort fraaie verhalen verzonnen om de heidenen in een kwaad daglicht te stellen. Bovendien trokken relikwieën van heiligen veel bezoekers aan, en dat was weer goed voor de schatkist!

26. aug, 2016

Bommenede en Bakendorp

Nee, dit zijn geen plaatsnamen uit een gedicht van Annie M.G. Schmidt. Het zijn verdronken steden of dorpen in Zeeland. Ze lagen vroeger op Zeeuws-Vlaanderen of een van de Zeeuwse eilanden, hadden een haven, een of meer kerken en er woonden mensen.

Het “Verdronken Land van Saeftinge” staat nog als zodanig op de kaart en komt velen vast wel bekend voor. Maar daarnaast omvat Zeeland op zijn minst 120 verdronken kerkdorpen en stadjes, naast vele tientallen verdronken buurtschappen en kleinere dorpen. Alleen door sporen in het landschap, archeologische vondsten en archiefmateriaal leven zij voort in onze herinnering. Ze zijn weggevaagd door het water, vaak bij een stormvloed.

Ik kom hierop omdat ik kortgeleden in Zierikzee was en daar het Stadhuismuseum bezocht.
Het is niet bij iedereen bekend, maar deze oude stad heeft een prachtig, deels middeleeuws stadscentrum met straatjes, pleintjes, heel veel oude huizen, kerken, torens en verdedigingswerken. De meest opvallende toren is wel het sierlijke torentje van het oude stadhuis. Daar is het museum gevestigd.

Het museum is een bezoek waard. Het toont de rijkdom van een door handel en zeevaart rijk geworden stad. Het is ook een modern museum met een goed leesbare gids, een filmzaal en veel interactiviteit. In een kamer, die gewijd was aan de overstromingen die Zeeland altijd weer teisterden, vond ik twee zilveren avondmaalsbekers. Ze zijn in bruikleen van een museum in Liverpool en nu in Zierikzee te zien, omdat ze afkomstig zijn uit de kerk van Bommenede, een verdronken stad aan de noordkant van Schouwen-Duiveland.

Bommenede was een van de vier eilanden waaruit Schouwen-Duiveland is ontstaan. Deze eilanden zijn altijd geteisterd geweest door winterstormen. Soms lukte het niet om het land te behouden en moest een polder opgegeven worden.  Dat overkwam Bommenede. In 1682 spoelde de havensluis weg, de huizen gingen verloren en de mensen moesten vluchten. Nog jarenlang heeft de kerk van het ondergelopen Bommenede te midden van de golven als een baken in zee gestaan, maar voordat zij definitief verdween is een aantal voorwerpen door de kerkvoogden gered. Daar zaten ook de in 1651 in Dordrecht vervaardigde avondmaalsbekers bij.

Wat er tussen 1682 en het eind van de 19e eeuw met de bekers is gebeurd, weet niemand precies. In 1870 werden ze nog tentoongesteld in het stadhuis van Middelburg. Enkele tientallen jaren later waren ze in elk geval in Engeland. De welgestelde Lord Wavertree hield zich onder meer intensief bezig met de paardensport. His Lordship had de gewoonte zijn prijzengeld om te ruilen voor antieke zilveren voorwerpen. Dat gebeurde ook met de bekers uit Bommenede. Ze werden van inscripties voorzien, waaruit de originele prijs bleek. Die blijkt in beide gevallen gewonnen te zijn in 1888.

Zo komt er af en toe nog iets van de verdronken dorpen en steden naar boven.

Het middeleeuwse Bakendorp, dat in 1530 door een stormvloed vernield werd, leeft alleen de naam voort in het gelijknamige, langs de dijk gelegen gehucht. De enige overgebleven sporen van het dorp in het landschap zijn na herbedijking verdwenen. In de kerk van Hoedekenskerke vind je nog een grafsteen van een priester van Bakendorp.

Het laatste restant van Reimerswaal, dat in 1374 stadsrechten kreeg, verdronk definitief aan het begin van de 18e eeuw. In 1970 werd Reimerswaal herboren als naam voor de nieuwe gemeente die ontstond na de fusie van Krabbendijke, Kruiningen, Rilland-Bath, Waarde en Yerseke.

Zeeland is sinds de laatste stormvloed die het gebied teisterde, in 1953, wezenlijk veranderd. In de jaren ’50 waren onder meer Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland en het Zuid-Hollandse Goeree-Overflakkee nog steeds echte eilanden, die alleen per boot bereikbaar waren. Honderden jaren lang is het niet anders geweest. Nu rijden we met de auto in een uurtje van Delft naar Zierikzee. Zeeuws Vlaanderen, het enige gebied in de provincie waar je tot voor kort alleen met de veerpont of via België kon komen, is nu snel te bereiken via een tunnel onder de Westerschelde. De verdronken steden kunnen we niet meer bezoeken, ook niet per auto. Maar de rest van Zeeland is, na eeuwenlang worstelen met het water, nu definitief boven gekomen.

4. jul, 2016

Een exoot in Almelo

De term “exoot” wordt vaak gebruikt als we het over diersoorten hebben, die in hun leefomgeving niet van oorsprong thuishoren. Een heel bekende is de halsbandparkiet, afkomstig uit Afrika en Zuid-Azië, waarvan er inmiddels meer dan 10.000 de parken en achtertuinen van de Randstad bevolken. Vaak wordt met enige vijandigheid over deze vogel geschreven, omdat ze (door hun voedingspatroon en hun wijze van voortplanting) een bedreiging vormen voor andere vogels.

Exoten zijn echter geen nieuw verschijnsel. Het is een bekend feit dat het konijn is geïmporteerd in Australië (met de nodige schadelijke gevolgen), maar ook in Europa was het dier een immigrant. Het konijn kwam oorspronkelijk alleen in Spanje voor en is door de Romeinen verspreid over de rest van ons werelddeel. Dat laatste geldt ook voor de fazant, die oorspronkelijk uit Azië komt. En de “oer-Hollandse” tulp komt oorspronkelijk uit Turkije.

Ook in de architectuur kom je exoten tegen. Vaak is dat een kwestie van mode. Zo is het in 1786 in Oosterse stijl opgetrokken Royal Pavillion in Brighton (het favoriete verblijf van de Prince Regent, de latere George IV) een uiting van de in die tijd grote belangstelling voor alles uit India, een gebied waar de Britse invloed toen flink aan het groeien was.

Een veel ouder voorbeeld is het paleiscomplex dat de Romeinse keizer Hadrianus optrok in Tivoli, en dat veel oosterse (Hellenistische en Perzische) invloeden vertoont.

In mijn geboortestad Almelo gebeurt misschien niet veel (bedankt, Herman Finkers), maar er valt toch tenminste één exoot te bespeuren. Wie de barokke spits van de toren van de Grote Kerk voor het eerst ziet, krijgt vaak onmiddellijk associaties met Zuid-Duitsland of Oostenrijk.

Ik heb ooit eens gehoord dat de torenspits zo gebouwd is omdat één van de Almelose gravinnen, die van Beierse afkomst was, heimwee had en op deze manier een herinnering aan haar vaderland bouwde. Op de website van het Wevershuisje wordt verteld dat de toren een geschenk is van de graaf aan zijn Duitse vrouw, als herinnering aan haar geboortestreek. Volgens Wikipedia heeft de gravin de toren zelf laten bouwen. Ik heb het maar eens verder uitgezocht.

In 1674 erfde Adolf Hendrik van Rechteren de heerlijkheid Almelo. Door zijn huwelijk in 1695 met gravin Sophia Juliana van Castell-Rüdenhausen had hij goede relaties in het keizerrijk. De Staten-Generaal zonden hem onder meer met diplomatieke opdrachten naar de keurvorst van Mainz en naar het hof van keizer Leopold I te Wenen. De keizer verhief hem in 1705 zelfs tot rijksgraaf van het Heilige Roomse Rijk.

Adolf Hendrik was dus geen onbelangrijke man, maar had naast zijn diplomatieke werk ook nog tijd om zich met Almelose zaken bezig te houden. Hij liet het uit 1489 daterende raadhuis in 1690 afbreken en door een nieuw vervangen. Later gaf hij ook de aanzet tot de gedeeltelijke sloop en herbouw van de kerk aan het huidige Kerkplein te Almelo, oorspronkelijk de hofkapel van de heren van Almelo. Het schip en de toren zijn in 1738 afgebroken en vervangen door de huidige bouw in de vorm van een Grieks kruis. Het uit 1493 daterende gotische koor bleef bestaan. Onder dit koor bevindt zich de overwelfde grafkelder van de grafelijke familie.

Aangezien graaf Adolf Hendrik in 1731 overleed, lijkt Wikipedia gelijk te hebben: onder het toeziend oog van de gravin werden zowel kerk als toren gebouwd. Een aardig karwei, haar wellicht opgedragen door de nieuwe graaf, haar zoon Philip Zeger. Of gaf Philip Zeger de toren zijn huidige vorm als eerbetoon aan zijn moeder? Ook een mooi verhaal.

Maar even terug naar het begin. De gravin uit het overgeleverde verhaal zou dus Sophia Juliana van Castell-Rüdenhausen moeten zijn. Zij is geboren in 1673 in Rüdenhausen als dochter van de toenmalige graaf Philip Gottfried. Ze overleed in Almelo in 1758, en werd dus 85 jaar oud – een zeer respectabele leeftijd in de 18e eeuw! Rüdenhausen ligt inderdaad in Beieren en als je even naar een plaatje van de St Peter und Paulkirche zoekt (zie foto), dan zie je….een replica (bijna) van de Grote Kerk in Almelo.

Het verhaal klopt dus. De Grote Kerk dankt zijn barokke toren aan een Beierse gravin, al dan niet met heimwee. Zo kwam deze “exoot” in Almelo terecht.

27. okt, 2015

Brabantse protestanten?

Op 6 juni 1918 werd het huwelijk van Johannes Engberts (mijn opa) en Teuntje Nelemans (mijn oma) ingezegend in de Nederlands Hervormde Kerk in Zevenbergen, Noord-Brabant – want daar kwam oma vandaan. Haar vader was er stationschef (Zevenbergen heeft al sinds 1854 een treinstation). Opa en oma hadden elkaar leren kennen tijdens de mobilisatie, toen mijn Vriezenveense opa de grens van Nederland met het door Duitsland bezette België moest verdedigen.

Wanneer je Brabant in een paar trefwoorden zou moeten omschrijven, zou het woord “katholiek” al snel in je hoofd opkomen. Hoe zit dat dan met die protestantse familie Nelemans? Daarvoor gaan we een paar eeuwen terug.

Reformatie

Ook in het huidige Noord-Brabant keerden in de 16e eeuw steeds meer mensen zich af van de katholieke kerk. In enkele steden werden gereformeerde gemeenten gevormd. Zoals bekend greep Filips II, koning van Spanje en heer van de Nederlanden, in. De Spaanse bezetting van de Zuidelijke Nederlanden, inclusief Brabant en Limburg, leidde tot perioden van vervolging en oorlog, waarin de protestanten tijdelijk vluchtten naar veiliger oorden of zelfs uiteindelijk vertrokken naar de noordelijke Nederlanden.

De opbouw van een protestantse kerkorganisatie in Brabant begon voorzichtig na de inname van Den Bosch door stadhouder Frederik Hendrik in 1629 en consolideerde zich na de vrede van Münster in 1648. De Staten Generaal benoemden overal predikanten. De meeste gemeenten bleven echter klein; bloeiende gemeenten, waar de meerderheid van de bevolking gereformeerd was, waren er eigenlijk alleen in enkele grotere steden en in West-Brabant, dat toen deel uitmaakte van de provincie Holland. Daar waren de gemeenten al veel vroeger georganiseerd.

Kerkgebouwen
De hervormde gemeenten kregen de beschikking over de bestaande, meestal middeleeuwse kerkgebouwen, ook al was het aantal protestanten vaak zeer gering. De katholieken trokken zich terug in schuilkerken; in Brabant waren dat vooral (illegale) schuurkerken. Toen later in de 17de eeuw geleidelijk aan ook steeds meer protestantse schoolmeesters werden aangesteld, gebruikten die vaak een deel van de kerk als klaslokaal. De kleine protestantse gemeenten waren vaak niet in staat de hun toegevallen kerkgebouwen behoorlijk te onderhouden. Het daaruit volgende bouwkundige verval was de reden dat, toen de katholieken deze gebouwen vanaf 1798 terug konden krijgen, zij soms toch de voorkeur aan hun schuurkerk gaven. Zo ook in Zevenbergen, waar de schuurkerk overigens in 1836 vervangen werd door een (inmiddels ook weer gesloopte) Waterstaatskerk. De 14e-eeuwse Nederlands-Hervormde kerk (voorheen St. Catharinakerk) is na de Tweede Wereldoorlog intensief gerestaureerd en huisvest nog steeds de Protestantse Kerk Nederland.

Twee geloven…
Bij de benoeming van ambtenaren speelde religie een grote rol. Katholieke functionarissen mochten alleen worden aangesteld wanneer er geen geschikte gereformeerde kandidaten voor die functie te vinden waren. Na 1795 verloren de protestanten in Brabant echter hun dominerende maatschappelijke positie en stonden overheidsambten voortaan ook open voor rooms-katholieken.
Daar kwam nog bij dat in het begin van de 19e eeuw slecht ging met de economie van het Koninkrijk der Nederlanden. Vooral kleine zelfstandigen, en daartoe behoorde het merendeel van de Brabantse protestanten, hadden moeite het hoofd boven water te houden. Velen verarmden en verhuisden noodgedwongen naar het protestantse noorden van het koninkrijk. Op die manier verdwenen tal van protestantse gemeenschappen in Brabant.

Uiteindelijk bleef een aantal kleine gemeenten over, vooral in West-Brabant (zoals in Zevenbergen) en in het Land van Heusden en Altena  - een gebied dat nog steeds een sterk protestants karakter heeft en ook – net als het noordwestelijk deel van de provincie- pas na 1815 bij Brabant werd gevoegd.

Aan de huwelijken in onze stamboom kun je zien dat er veel aan werd gedaan om de protestantse overtuiging voort te laten leven, al moest men daarvoor de bruid (of bruidegom) helemaal uit het land van Heusden en Altena halen. Als geboorteplaats van onze voorouders zie je dan ook regelmatig Dussen, Heusden, Veen of Genderen staan.
Niet altijd lukte dat. Hier en daar ontdekte ik een gemengd huwelijk – al is niet altijd duidelijk of de kinderen uit zo’n verbintenis katholiek of protestant werden opgevoed. In elk geval leidde deze praktijk van “twee geloven op één kussen” tot het ontstaan van een protestantse en een katholieke tak van de familie Nelemans.
Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen, aldus het gezegde. Zowel in onze familie als – in het groot -  in de provincie Noord-Brabant gebeurt en gebeurde dat. Maar kennelijk is het allemaal goed gegaan en heeft de duivel zich hier een beetje koest gehouden.